De Leopoldsorde: categorieën, graden

Administratie

Het Koninklijk Besluit van 8 november 1832 vertrouwde het beheer van de Leopoldsorde aan het departement Buitenlandse Zaken toe. Thans is het de dienst Ridderorden van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken die deze opdracht vervult.

Deze dienst kan op volgend adres gecontacteerd worden: Karmelietenstraat 15 te 1000 Brussel.

De wet van 28 december 1838 wijzigde het aantal klassen van de Leopoldsorde dat van vier naar vijf overging door het toevoegen van de klasse van Grootofficier. Deze vijf klassen zijn:

  • Grootlintdrager
  • Grootofficier
  • Commandeur
  • Officier
  • Ridder

Het Koninklijk Besluit van 16 mei 1839 wijzigde de vorm van de decoratie van de Leopoldsorde.
De insignes worden hieronder beschreven.

Het Koninklijk Besluit van 16 februari 1934 riep een maritieme categorie in de Leopoldsorde in het leven. Zij omvat eveneens vijf klassen. Het onderscheidend teken van de Orde ten maritiemen titel bestaat uit twee gekruiste ankers die, bij de kruisen, onder de kroon, en bij de platen, gekruist onder het centrale medaillon, geplaatst zijn.

Grootlint

Het gouden kruis van de Orde, met een breedte van 68 mm, opgehangen aan een wijnrood lint met een breedte van 110 mm, op de rechterschouder aangebracht, afhellend naar de linkerkant en eindigend in een grote rozetteknoop in moiré met dubbele gekartelde pand, waaraan de vestigingshaak vastgemaakt is om het kruis te ontvangen.

De plaat in massief zilver bestaat uit een grote (85 mm brede) en een kleine (75 mm brede) ster die gekruist zijn en een geheel met acht sterrenpunten met facetten vormen.

Het middendeel bestaat uit een medaillon, ongeveer 40 mm groot, bestaande uit de Belgische leeuw en het devies. De achterkant is van een bevestigingshaak voorzien.

De Grootlintdragers dragen tijdens ceremonies ook het Halssnoer van de Orde; dit is uit goud en bestaat uit drie alternerende delen: de kroon, de leeuw en het cijfer.

Grootofficier

De plaat in bol zilver, met een diameter van ca 80 mm, bestaat uit een groot kruis met vier uitgesneden armen bestaande uit zilveren facetten. Tussen de armen zijn de vijf zilveren stralen glad. Het middendeel bestaat uit en medaillon met een formaat van ca 40 mm, bestaande uit de Belgische leeuw en het devies. De achterkant is van een bevestigingshaak voorzien.

De plaat die aan militairen verleend wordt draagt twee gekruiste zwaarden onder het centrale medaillon.

Commandeur

Het gouden kruis van de Orde, met een breedte van 55 mm, opgehangen aan een wijnrood lint met een breedte van 37 mm, wordt om de hals gedragen.

Officier

Het gouden kruis van de Orde, met een breedte van ca 40 mm, is opgehangen aan een wijnrood lint met een breedte van 37 mm waarop een rozet is aangebracht. Deze wordt door burgers in het knoopsgat en door mensen in uniform op de borst gedragen.

Ridder

Het zilveren kruis, met een diameter van ca 40 mm, is opgehangen aan een wijnrood lint met een breedte van 37 mm. Het wordt door burgers in het knoopsgat en voor mensen in uniform op de borst gedragen.