Historiek van de Leopoldsorde

Stichting

Op 8 juni 1832 stelt Graaf Félix de Mérode, Minister van Staat, de oprichting van een nationale orde, genaamd "Ordre de l’Union" voor. Na onderzoek door een commissie, wordt besloten de benaming “Ordre de Léopold” (Leopoldsorde) te kiezen, met als devies “L’Union fait la Force”/”Eendracht maakt Macht”, een vrije vertaling van het devies van de Brabantse Omwenteling van 1789 “In Unione Salus".

Het voorstel wordt door de Kamer aanvaard op 6 juli, ondanks het verzet van bepaalde volksvertegenwoordigers die de creatie van een uitsluitend militaire orde wensten; waarvan het Artikel 76 van de Grondwet het privilegie aan de Koning voorbehield. De Senaat keurt het voorstel goed op 9 juli en op 11 juli wordt de wet afgekondigd.

Oorspronkelijk bestaat de Orde uit twee categorieën, een burgerlijke en een militaire, en vier klassen: ridders, officieren, commandeurs en Grootlintdragers. In 1838 richt een koninklijk besluit een vijfde klasse op, deze van de Grootofficieren. Datzelfde jaar vertrouwt een andere KB (8 november) het beheer van de Orde aan het departement Buitenlandse Zaken toe.

Beschrijving

De decoratie van de Orde bestaat uit een wit geëmailleerd kruis met een laurier- en eikenkrans tussen elk der vier armen. Het middendeel bestaat uit een geëmailleerd schild omgeven door een rode cirkel en twee kleine gouden cirkels, met op de voorkant de wapens van het koninkrijk en het devies in gouden letters op de voorgrond, en op de achterkant het cijfer Leopold I, bestaande uit twee L en twee R. Bovenop het geheel staat een koninklijke kroon.

De decoraties welke ten militairen titel verleend worden dragen twee gekruiste zwaarden ter ondersteuning van de kroon in het juweel. Vanaf 16 februari 1934 dragen deze die ten maritiemen titel verleend worden twee gekruiste ankers ter ondersteuning van de kroon.

183218381934
MilBurgMilBurgMilBurgMar
Groot LintXXXXXXX
Groot OfficierXXXXX
CommandeurXXXXXXX
OfficierXXXXXXX
RidderXXXXXXX

De kleur die voor het lint werd uitgekozen is deze van het Gulden Vlies: moiré klaproosrood (kleur dat eveneens wordt gebruikt door de Franse orde van de Légion d’Honneur). Het was een welbewuste keuze zoals de verslaggever van de centrale commissie van de Kamer getuigt: “België heeft ook zijn Orde gekregen, de meest illustere van alle; het Gulden Vlies is nationaal bezit en is steeds als inherent aan de kroon van België beschouwd geworden…”.

Eerste toekenning

De eerste ridder in de Leopoldsorde is een soldaat. De Franse geniesoldaat Ausseil, gekwetst toen hij aan het beleg van Antwerpen deelnam, kreeg deze eer op 9 december 1832. Op die dag bezocht Koning Leopold I de voorste linies en zo ontmoette hij een draagberrie waarop deze soldaat lag, met één been afgerukt door een kanonbal.

De koning zei hem: “u bent ernstig gewond, vriend” en Ausseil die zijn gesprekspartner niet kende antwoordde: “ja, generaal, maar het is op mijn wachtpost, voor mijn vaderland en temidden van mijn kameraden” en hij riep met luider stemme “Leve Frankrijk!”.

De Koning die wist wat heldenmoed is, benoemde hem terstond tot de allereerste Ridder in de nieuwe Orde die zopas werd gesticht. Toen hij in het hospitaal van Antwerpen verzorgd werd, kreeg de geniesoldaat het bezoek van de Koningin die hem een goudstuk (louis d’or) schonk.

Eenmaal genezen, werd hij ook nog met de Légion d’Honneur ereremerkt.

Deze episode werd vereeuwigd door een schilderij van de kunstenaar Carpentier en hing jaren in het Paleis van Brussel. In 1862 besliste de Koning het aan Ausseil te schenken. Dit geschenk werd nog vergezeld van een gouden medaille met zijn beeltenis en een lijfrente van 300 frank uit zijn persoonlijk privékas.

Andere militaire benoemingen

De eerste Belgische militair die tot ridder in de Leopoldsorde werd benoemd is de Geniekapitein H. Hallart. Hij werd op 7 januari 1833 door de Koning gedecoreerd.

Op 30 januari en op 5 februari werden 10 andere Belgische officieren tot ridder benoemd. Op 10 maart 1833 werden niet minder dan 304 Franse en 3 Belgische militairen omwille van hun gedrag tijdens het beleg van Antwerpen beloond. Onder hen waren er 90 corporaals en soldaten en … verscheidene maarschalken en toekomstige Franse maarschalken!

Het merendeel van de Belgische militairen die zich in de campagnes van 1831 en 1832 hadden onderscheiden, moesten wachten op de belangrijke benoemingen van 15 december 1833 om een

Onderscheiding in de Orde te ontvangen. Zo werden 450 kruisen aan het leger toegekend waarvan 150 aan gewone soldaten of onderofficieren. De Burgerwacht kreeg een vijftigtal kruisen toegewezen.

Eerste burgerlijke benoemingen

De eerste twee medeburgers die, ten burgerlijken titel, benoemd werden, waren N. Rouppe, burgemeester van Brussel, en Graaf G. Legrelle, burgemeester van Antwerpen. Zij werden respectievelijk op 1 en 3 januari 1833 benoemd.

Later zouden geleidelijk aan alle belangrijke figuren van de Kamer en van de Senaat, van de grote Staatslichamen en de Administratie, van de handel, de industrie, de Schone Kunsten… met een decoratie in de Orde vereerd worden.

De Eerste Wereldoorlog

De grote beroering van 1914-1918 deed heel wat van onze soldaten met veel moed en zelfverloochening strijden. Om deze heldendaden van de dapperste onder hen te belonen, verleende Koning Albert I het ridderkruis van de Leopoldsorde met palmen aan 268 onderofficieren, corporaals en soldaten. De palm waarop het cijfer van de Koning was op het lint van de decoratie aangebracht (KB van 15 november 1915).

De burgers die zich in het bijzonder onderscheiden hadden door speciale of ophefmakende diensten tijdens de het eerste wereldconflict, kregen eveneens speciale onderscheidingen, voorzien door een KB van 24 juni 1919. Al naargelang het geval, werd het lint van hun decoratie in de Orde versierd met een gouden bies of streep en een gouden of zilveren ster.